Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7802

Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701116/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 december 2006 heeft verweerder aan de vereniging Schutterij Sint-Jan (hierna: vergunninghoudster) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een schietinrichting aan de Kromboschweg 1 te Grubbenvorst. Dit besluit is op 2 januari 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200701116/1. Datum uitspraak: 14 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 19 december 2006 heeft verweerder aan de vereniging Schutterij Sint-Jan (hierna: vergunninghoudster) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een schietinrichting aan de Kromboschweg 1 te Grubbenvorst. Dit besluit is op 2 januari 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 8 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 maart 2007. Bij brief van 4 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 14 juni 2007. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Na afloop van het vooronderzoek zijn bij brief van 20 september 2007 nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster, die in de gelegenheid is gesteld om als partij aan het geding deel te nemen. Deze stukken zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2007, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. L.J.M. Selen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. A.R. van Tilborg, en [voorzitter]. 2.    Overwegingen 2.1.    Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake een milieuvergunning worden de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt. 2.1.1.    Verweerder stelt tevergeefs dat een deel van de beroepsgronden niet als zienswijze naar voren is gebracht. Appellanten hebben zienswijzen naar voren gebracht over het besluitonderdeel geluid. Alle beroepsgronden hebben op dit aspect betrekking. Er is daarom geen grond voor het niet-ontvankelijk verklaren van een deel van de beroepsgronden. 2.2.    Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.    Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.    Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe. 2.3.    Appellanten vrezen voor geluidhinder. 2.3.1.    Verweerder heeft bij de beoordeling van de aanvraag om vergunning, wat de geluidhinder vanwege het schieten betreft, de Handreiking Limburgs traditioneel schieten (hierna: de HLTS) als toetsingskader gehanteerd. De HLTS bevat een toetsingskader voor de milieubelasting bij het Limburgs traditioneel schieten. Wat de geluidbelasting betreft, wordt onderscheid gemaakt tussen de geluidbelasting vanwege de enkelvoudige knal (Lknal) en de geluidbelasting vanwege herhaald hoorbare knallen (Lr). 2.3.2.    Het betoog van appellanten richt zich onder meer tegen het hanteren van de HLTS als toetsingskader. 2.3.3.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 13 juni 2007 in zaak no. 200606959/1 is niet gebleken van deugdelijk onderzoek naar de dosis-effectrelatie bij hantering van het in de HLTS vermelde toetsingskader omtrent Lr en berust de HLTS gelet daarop in zoverre niet op een deugdelijke motivering. 2.3.4.    Gelet op het voorgaande kon voor de vraag of ten aanzien van Lr sprake is van een toereikend beschermingsniveau de HLTS niet als toetsingskader worden gehanteerd. Verweerder heeft wat dit aspect aangaat geen eigen onderzoek gedaan. Evenmin heeft hij een aanvullende motivering gegeven. Mede gelet hierop heeft verweerder zich ten onrechte gebaseerd op dit toetsingskader en aldus in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht het onderhavige besluit genomen. 2.4.    Nu het geluidaspect bepalend is voor de beantwoording van de vraag of de vergunning, zoals deze is aangevraagd, kan worden verleend, is het beroep van appellanten gegrond. Het bestreden besluit dient in zijn geheel te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking. 2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas van 19 december 2006; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Horst aan de Maas aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de gemeente Horst aan de Maas aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Voorzitter, en mr. H.P.J.A.M. Hennekens en mr. H.G. Sevenster, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting    w.g. Duursma Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007 191-378.